Soepterrine

Op het einde van de 17de eeuw maakten de eerste soepterrines hun opwachting in Engeland. Het voorbeeld dat u hier ziet, is een rococomodel – een stijl die omstreeks 1740 in Engeland werd geïntroduceerd door de hugenootse edelsmeden. Ook al neigt de Engelse rococo meer gematigd te zijn, toch zijn er gespecialiseerde vaardigheden voor nodig die de bekwaamheden van de doorsnee edelsmid overstijgen. Frederick Kandler was in zijn tijd een vermaarde edelsmid. Zijn werk is gekenmerkt door een overvloed aan gemouleerde en gehamerde driedimensionale versieringen. Dit is ook het geval voor de imposante soepterrine uit onze collectie waarvan de talrijke versieringen zeer gedetailleerd zijn uitgewerkt. Het voorwerp is overdadig geciseleerd en de decoratieve sculpturale elementen versterken de plastische kwaliteiten van het werk.

De ovale soepterrine staat op vier voetjes in de vorm van leeuwenpoten. Elk voetje is met het lichaam van de terrine verbonden door middel van een sierlijke arendskop in haut-reliëf. Aan elke zijde zijn die roofvogels met elkaar verbonden door een bloemenguirlande. In het midden van die guirlande is een cartouche aangebracht die wordt vastgehouden door een cherubijn en waarin een helmteken met een hert is gegraveerd. De omtrekken van de diverse elementen in reliëf worden benadrukt door een fijne gematteerde gravure. Het lichaam, dat naar boven toe smaller wordt, is omgeven door een eierlijst. Aan beide zijden bevindt zich een handvat met een rocaillemotief. Het gewelfde deksel met facetten is versierd met bloemen, rankversieringen en cherubijnenkoppen. Een grote natuurgetrouwe artisjok dient als handgreep van het deksel.

Zilver.
l 41 cm, b 26,5 cm.
Herkomst: 1986, Legaat Claude D’Allemagne.
Inv. nr. sda582.

Merken: onder de voet
1. Gaande leeuw.
2. Gekroonde luipaardkop voor Londen.
3. Jaarletter O? (onvolledig) voor 1749-1750.
4. Meesterteken: FK met daarboven een klaverblad.

De soepterrine is momenteel tentoongesteld in de gezelschapskamer.