Naar inhoud

Olijflepel

Collection

Maart 2018

Parijs - Claude Lemire - 1730-31

In de Verlichting evolueerden de maaltijden en werden ze steeds verfijnder. Voortaan werd een individueel bestek ter beschikking gesteld door de gastheer en de specifieke serveerbestekken werden steeds talrijker. Op het einde van de 17de en in het begin van de 18de eeuw maakten bestekken hun opwachting om suiker, ragout, mosterd, zout, merg of punch te serveren … en ook een grote opengewerkte klepel om olijven te serveren. Die vrucht was te bitter om  direct te worden gegeten en werd daarom eerst gekonfijt in pekel. Dankzij de opengewerkte lepel konden de olijven die in dit bad van zout water werden bewaard eerst uitlekken. Dit gebruiksvoorwerp werd vanaf het einde van de 17de eeuw vermeld in de inventarissen die na het overlijden werden opgemaakt. Het kon eveneens worden gebruikt voor andere specerijen die in pekel werden bewaard.

De lepel die hier wordt getoond, is een effen en vlak model. Het ovalen lepelblad is volledig opengewerkt met plantenmotieven die symmetrisch rond een centrale as zijn aangebracht en omgeven door een keten van spoelen. Het opengewerkte deel kan worden versierd met soms zeer vergezochte of bijzonder verfijnde motieven. Zo kan het wapenschild of het monogram van de eigenaar erop zijn aangebracht. De eigendomsmerken worden echter vaker in het spatelvormige uiteinde gegraveerd, zoals het hier getoonde voorbeeld.

Claude Lemire verwierf de meestertitel in Parijs in 1725 en ging in 1751 op pensioen.

Zilver.
l 30,6 cm, 134 g.
Herkomst: 1978, Schenking Claude en Juliette D’Allemagne.
Inv. nr. sda053.

Merken: op de steel

  1. Charge: gekroonde A op de zijkant voor Parijs, 1727-32.
  2. Maison commune: gekroonde O voor Parijs, 1730-31.
  3. Meesterteken: gekroonde Franse lelie, twee greinen, CLM, een Heilige Geest.
  4. Décharge: gekroonde merlet, 1727-32.

Het voorwerp wordt bewaard in het niet-toegankelijke bestand van het museum.

Terug naar boven