Dessertbestekken

In de 18de eeuw deed de verfijnde gastronomische keuken geleidelijk zijn intrede. Tegelijk werden allerhande recipiënten ontwikkeld die aan die nieuwe gerechten aangepast waren. De zilversmeden vervaardigden daarnaast ook bestekken met verschillende formaten naargelang van het specifieke gebruik dat ervan werd gemaakt, onder andere pollepels, zoutlepeltjes en dessertbestekken.

De set bestekken - bestaande uit zes lepels en vier vorken - die u hier ziet, was bedoeld voor het eten van desserts, die gewoonlijk onder meer compotes, mousses, flans, crèmes en taarten omvatten. Het dessertbestek ligt niet van bij het begin op de tafel, maar wordt na de maaltijd samen met de zoete gerechten meegebracht. De afmetingen zijn kleiner en liggen tussen die van een eetlepel en die van een koffielepel.  Dessertbestekken worden in minder grote hoeveelheden vervaardigd en volgen de traditionele versieringen, maar het dessertbestek vormt niet noodzakelijk één geheel met het eetbestek, en zelfs niet met het. Vanaf de 19de eeuw maakt de industriële revolutie de vervaardiging van volledige bijeenpassende besteksets van zilver maar ook van verzilverd metaal mogelijk.

Bij het hier getoonde exemplaar heeft de vork drie weinig gebogen tanden. Het lepelblad is ovaal. Dankzij de vlakke steel en het spatelvormige uiteinde met netwerkversiering dat de vorm van een viool heeft, kan het bestek elegant met drie vingers worden vastgehouden zoals de etiquette voorschrijft. Op de achterkant van de spatelvormige uiteinden zijn de initialen van de eigenaar A.L.D. gegraveerd.

Zilver.
Vork l 16,2 cm ; Lepel l 17,4 cm.
Herkomst: 1986, Legaat Claude D’Allemagne.
Inv. nr. sda750.

Merken: op de steel:

1. Stad: Brabantse leeuw & hoofd van Sint-Michiel
2. Datum: 75 en 79 voor 1775 en 1779
3. Meesterteken: oog voor Theodorus Smeesters

De vorken worden op dit moment tentoongesteld op de tafel in de eetzaal en de lepels bevinden zich in het niet-toegankelijke bestand van het museum.