Kaarsensnuiter en onderblad
CollectionMei 2014
Kaarsensnuiter
Luik – Lambert Englebert – 1703/1704
Onderblad voor kaarsensnuiter
Luik – Lambert Englebert – 1717/1718
Wat is een kaarsensnuiter? De naam is afgeleid van de handeling zelf, die erin bestaat de kaars te “snuiten”, met andere woorden het verkoolde deel van de pit af te knippen. Het is dus een oud instrument dat op een schaar lijkt, met aan het langste schaarblad een klein bakje, waarin het gloeiende uiteinde van de pit wordt opgevangen en snel gedoofd en aan het andere blad een plaatje dat dit bakje afsluit.
Het is van groot belang de kaars regelmatig te “snuiten” om te vermijden dat ze te veel rookt of uitdooft. Een kaars bestaat uit een pit van plantaardige vezels die herhaalde malen in talk is gedompeld, een dierlijk vet dat een gele en onwelriekende vlam geeft. De voortgebrachte vlam verliest snel aan intensiteit en de pit rookt, omdat de talk sneller smelt dan de pit opbrandt. Wanneer de pit niet wordt afgeknipt, verkoolt hij en de kans bestaat dat de vlam dooft.
Doorgaans is de kaarsensnuiter ofwel voorzien van kleine pootjes, ofwel - zoals hier - op een klein onderblad geplaatst (nu verdwenen) om te verhinderen dat het zwartgeblakerde lemmet vlekken zou maken op het meubilair. Het onderblad van de kaarsensnuiter – of porte-mouchette – past perfect bij de vorm en de versiering van de kaarsensnuiter.
Aangezien de pitten vanaf het midden van de 19de eeuw steeds vaker gevlochten zijn en ombuigen, waardoor ze op een “natuurlijke” manier opbranden, is het dus niet langer nuttig om deze te snuiten. Vanaf dat ogenblik geraakt het instrument in onbruik en de twee voorwerpen worden vaak uiteengehaald. Dat is ook het geval voor het paar dat in de collectie wordt bewaard. Beide voorwerpen werden door dezelfde zilversmid gemaakt, maar wel met dertien jaar verschil.
Het paar dat u hier ziet, heeft een eenvoudige en sierlijke lijn en is voorzien van een drielobbig bakje. De spitse punt dient om het talk weg te krabben, zodat de pit bloot komt te liggen.
Het langwerpige onderblad met inkepingen en aan de rand een driedubbel net, staat op drie tolvormige pootjes. Het verwijde uiteinde is voorzien van een houder waarop de schaar wordt gelegd en mondt uit in een gladde handgreep. De ring waarop deze rust, vormt het vierde pootje.
Kaarsensnuiter:
Zilver.
l 17,9 cm.
Herkomst: 1993, Aankoop door de Franse Gemeenschap.
Inv. nr. sda766.
Merken: op de buitenzijde van het bakje:
1. Wapen van Prinsbisschop Jozef Clemens van Beieren.
2. Stad: tweekoppige adelaar jaartal 1693.
3. Jaarletter: K voor 1703/1704.
4. Meesterteken: initialen LE voor Lambert Englebert.
Onderblad:
Zilver
l 26,4 cm, b 9 cm.
Herkomst: 1995, Aankoop door de Franse Gemeenschap.
Inv. nr. sda773. 5. Luik – Lambert Englebert – 1717/1718
Merken: onder de steel
1. Wapen van Prinsbisschop Jozef Clemens van Beieren.
2. Stad: tweekoppige adelaar jaartal 1711.
3. Jaarletter: G voor 1717/1718.
4. Meesterteken: initialen LE met daarboven een palmet voor Lambert Englebert.
De twee voorwerpen worden bewaard in het niet-toegankelijke bestand van het museum.